top of page
Schermafbeelding 2022-04-21 om 17.04.41.png
546x840.jpg

Zijn stukjes meanderen, kronkelen, zetten de werkelijkheid soms virtuoos op de kop. ,,Die kronkel, die zit in mijn hoofd. Als ik na de eerste vijf zinnen die kronkel aan voel komen, weet ik dat ’t in één ruk doorgaat. Als die kronkel er dan nog niet is, kan ik ook wel ophouden. Je kunt wel lezen, denk ik, dat er niet dagen over nagedacht is.” Driehonderd woorden is de max. ,,Het moet op een telefoonschermpje passen. Heel Facebook, super- modern, heel goed voor de snelle mens van tegenwoordig.” 

Blankerts jonge jaren, als kind en als puberende punker te Workum, schemeren soms door in deze stukjes.

Zo ook de Leeuwarder burgemeester Sybrand Buma, eveneens uit Workum ,,en net zo oud als ik. Al kan ik me echt niet herinneren dat ik hem ooit gezien heb. Ik denk niet dat we veel raakvlakken hadden, toen al niet. Maar als ik hem zie, denk ik wel aan Workum.” Punkers riepen weerstand op in Workum en omstreken. Geweld was dan ook geen uitzondering, zo ging dat dan. Blankert schrijft over een punkfestival in Lemmer, waar een stel skinheads amok maakte. ,,Ze vonden mij te gek, zo’n schattig jochie en toch de snelste punkdrummer van Zuidwest- Friesland. ‘Jim tinke tefolle’, zeiden ze dan. Een legendarische uitspraak, jullie denken te veel, want het is natuurlijk ook zo.” Punk. Hij heeft zich er nog wel even mee geïdentificeerd. ,,Tot mijn 22ste heb ik er heel erg in geloofd. Het was niet alleen muziek, maar ook een maatschappelijk fenomeen. Als je een punker tegenkwam was die hoe dan ook oké, dacht ik, die hoorde bij de punk-orde. Het was verschrikkelijk frustrerend om erachter te komen dat punkers ook voor 80 procent debielen zijn, niet anders dan bij gewone mensen.” 

DO IT YOURSELF 

Toch is de do it yourself-gedachte van de punk nooit helemaal weggegaan. ,,Toen deden we alles zelf, al kende ik die term nog helemaal niet. En dat is eigenlijk wel zo ge- bleven. Ik heb nu pas een baan.” Hij is conciërge bij, uitgerekend, het Prins Bernard Cultuurfonds. ,,Ook al heb ik daar nog altijd de neiging om alles zo veel mogelijk zelf te repareren.” Zijn drumcarrière hield niet op bij de punk. Hij woonde jarenlang in Groninger kraakpanden, het Oude RKZ vooral, en deed daar weinig anders dan drummen – en blo- wen, ,,dat ging heel goed samen.” Vervolgens trok hij naar het Amsterdamse conservatorium. Hij dook de jazz in en drumde, tot in de toenmalige Heineken Music Hall en tot in Amerika, bij Ellen ten Damme en Bettie Serveert. En zowaar bij de musical My Fair Lady. En toen was het toch gebeurd met dat drummen. ,,Ik kreeg podiumvrees, steeds erger. Dat  eindigde in totale panieksituaties op het podium. Het werd onhoudbaar.” Hoe kwam dat nou? ,,Ik was al 35 hè, toen ik bij Bettie Serveert ging drummen. Ik denk dat ik die angst wel psychologisch kan ver- klaren: dat ik altijd heel graag iets wilde, erkend worden ook, en dat ik mezelf zo had opgepept toen het een keer zo ver was, dat ik het toch niet aankon. Ik bedoel, de druk was ineens heel erg groot.

Dan sta je in de Heine- ken Music Hall, toch minder gezellig dan voor skinheads in Lemmer.” Zou dat het zijn? ,,Of het kwam omdat ik niet meer echt kon doen en kon spelen wat ik wilde. Niet autonoom kunnen zijn. Eens per jaar verzin ik een nieuwe verklaring. Ik heb ook aanleg tot paniekklachten. ’t Is jammer.” Hij heeft het er wel over gehad met een psycholoog, maar daar kwam niet meer uit dan ,,het inzicht dat het onoplosbaar is”. Maar: ,,Ik ben eraan gewend.” 

Tot die podiumangst zich manifesteerde, heeft hij mooi tien jaar van de muziek kunnen leven. ,,Een ontiegelijk kutberoep, qua geld en alles”, huivert hij. En toch heeft hij het conservatorium gedaan, juist om beroepsmuzikant te worden. Eigenlijk had hij meteen naar de kunstacademie gemoeten vindt hij zelf, maar ja. ,,Van alles wat ik doe, snap ik nog het minste van muziek. Ik kan wel goed drummen, maar ik snap het toch nooit echt.” In de beeldende kunst is dat anders. ,,Als ik een schilderij gemaakt heb, weet ik gewoon zelf: vind ik het goed, dan vind ik het goed. Wat een ander zegt, zal me dan aan mijn reet roesten.” En: ,,Stel dat ik wel naar de kunstacademie was geweest, en dan superknap had kunnen schilderen, portretten en zo..... Ja, waar kom je dan terecht? Ik heb nu wel een super- interessant leven.” En die schilderijen van hem, die gaan best goed. ,,Ik ken echte schilders die er minder mee verdienen.” 

Opgroeien in zo’n kunstenaarsfamilie, omringd door kunst, ,,zeg maar: doordesemd van kunst. Ja, die genenpool, het is verschrikkelijk hoe dat van alle kanten komt. Als ik me echt had willen afzetten tegen de familie had ik bankdirecteur moeten worden.” 

Dan zo maar, als ex-drummer, schrijver, schilder – en conciërge dus. ,,Ja, dat schrijven, dat is nu wel vrij zichtbaar. Er zijn toch zeker driehonderd mensen die mijn stukjes elke dag lezen. Maar stel je voor dat mensen dat nu massaal gingen lezen, dan zou je ook massaal worden afgekraakt.” En dat kan iemand die toch ook al podiumangst heeft natuurlijk niet gebruiken. ,,Dat weet ik niet, daar ben ik wel benieuwd naar.”
Desondanks voelt hij zich wel op zijn ge- mak in die marginale positie. De spotlights van Ellen ten Damme en Bettie Serveert werkten niet, de kleine indiebands – ,,en ook veel bluegrass, daar hou ik van” – die hij boekte in De Nieuwe Anita horen meer bij zijn wereld. En die kleine cursiefjes, ook niet direct een hogere kunstvorm. Heeft hij geen roman in zich?” ,,Dat vroeg uitgeverij De Singel ook al. Ik denk het wel, hoor.”
In zijn drukke tijd als drummer wilde hij De Beste zijn, Ter Wereld zelfs. Maar hij heeft zijn ambities danig bijgesteld. ,,Ik wil best een goede B-artiest zijn. Ik hoef geen genie te zijn, ben ik ook niet, maar een gestage pro- ductie van goede kunst, daar ga ik voor. Wat is er mis met een goede B-artiest? Maar het blijft natuurlijk een onzeker bestaan. Ik zal mijn kinderen dan ook dringend adviseren een echt vak te leren. Maar ja, die genen hè.” 

Titel Nu is alles nog beter Auteur Jeroen Blankert Uitgever Gloude Publishing Prijs 14,99 euro (204 blz.)

bottom of page